Afgelopen week was ik terug in Nederland. En dat betekende (voorafgaand aan een hoop wijntjes): koffie drinken met vriendinnen en familie. Daar trok ik één of misschien zelfs twee uur voor uit. Je gaat naar een terras of café, neemt plaats aan een tafel, wacht op de ober, bestelt, krijgt je koffie, drinkt hem op (daar mag je gerust een half uur over doen), bestelt er eventueel nog een, vraag om de rekening, krijgt de rekening, deelt de rekening door 2, zoekt geld bij elkaar, knikt naar de ober, wacht tot de ober komt, geeft hem het geld en klaar. Pfieuw.

In Italië gaat dat net even anders. Bijna alle Italianen drinken dagelijks een kop koffie buiten de deur. Of kopje, moet ik eigenlijk zeggen, want er wordt hier voornamelijk espresso gedronken. Dat noemen de Italianen trouwens gewoon koffie. Een flinke mok vol, zoals Nederlanders die drinken, bestaat hier niet. Iets meer water dan in espresso gaat kan wel. Dan roep je ‘lungo’ na ‘un caffè per favore’.

In ieder geval: koffie drinken gaat hier niet gepaard met uitgebreid zitten. Nee, hier in Italië drinkt men ‘snel snel’ een kopje koffie, staand aan de bar.

Dat lijkt ongezellig, maar is het eigenlijk helemaal niet. Terwijl je koffie wordt klaargemaakt, je er suiker in doet en roert (roeren mag trouwens ook wanneer je geen suiker in je koffie drinkt) en terwijl je ‘m opdrinkt, kom je namelijk gemakkelijk in gesprek met andere koffieliefhebbers. En dan praat je over het weer, de stad, wat er zoal in het nieuws is die dag… Je kent het wel, de oppervlakkige chit-chat. Voor diepgaande gesprekken is ook geen tijd, want binnen twee a drie slokken is je espresso gone. Je legt 60 cent op de bar en gaat weer verder met de orde van de dag.

Buona giornata!